Print deze werkafspraak

Scoliose bij schoolgaande kinderen

Begrippen

Scoliose = zijdelingse kromming van de wervelkolom, gepaard gaand met een vertebrale rotatie (gibbus)

 

- niet-structurele scoliose: geen misvorming, actief of passief te corrigeren, onderliggende oorzaak zoeken (b.v. afwijkingen onderste extremiteiten, beenlengteverschil, houdingsslapte)

- structurele scoliose: lateroflexie en torsie, geeft gibbus

- congenitale scoliose (oorzaak bekend)

- paralytische scoliose (oorzaak bekend)

- idiopathische scoliose (80 % van scoliosen in huisartsenpraktijk, oorzaak onbekend, grotendeels erfelijk bepaald):

   - infantiele scoliose (0-3 jaar)

   - juveniele scoliose (3-10 jaar)

   - adolescentiescoliose (vanaf 10 jaar)

Prognose

Bij infantiele vorm: 85 % verdwijnt spontaan, bij bocht > 20 graden neiging tot progressie

Bij juveniele en adolescententype wordt prognose bepaald door: grootte van de bocht, plaats van apex, mate van potentiële groei  en rijping van skelet en het geslacht.

De prognose is slechter als de kinderen “uit het lood staan”.

Sterkste progressie komt voor bij de adolescentenvorm tijdens groeispurt (begin puberteit).

Bij 10 % van de adolescentenscolioses treedt progressie op en is medische interventie nodig (risicofactoren: grote bocht, onrijp skelet, vrouwelijk geslacht)

Bij idiopathische scoliose op volwassen leeftijd treden niet vaker rugklachten op, wel is er meer kans op vervroegde artrose.

Bij bocht > 50 º is er toename met de leeftijd. kleinere bochten blijven in principe stabiel.

Klachten

Onderliggend lijden kan klachten geven.

Congenitale en idiopathische scoliose geven meestal geen klachten. Reden van dokterbezoek is meestal scheefstand van de rug, al of niet bij screening door de schoolarts opgemerkt

 

Anamnese

Belangrijk in anamnese:

-    wanneer ontdekt/door wie

-    begin en beloop

-    verklaring?

-    puberteitskenmerken

-    familieanamnese

 

Lichamelijk onderzoek

- inspectie staand  (a-symmetriën?) en buktest (evt. meting m.b.v. scoliosemeter)     figuur 1 buktest

- aanvullend onderzoek: röntgenfoto wervelkolom voor-achterwaarts (uitwendig lijkt de scoliose vaak 

  minder erg dan op de röntgenfoto)

 

 

Buk-test (figuur)

Behandeling

Fysiotherapie/Mensendieck:

-    bij hoek van 0-20 º

-    S-bocht

m.n. houdingsbewustzijn is belangrijk.

 

Brace (Bostonbrace):

-    bij een hoek > 25º

-    als er progressie is ondanks fysiotherapie/Mensendieck

-    als kind “uit het lood” staat

Een brace wordt vervaardigd door een instrumentmaker, die op de polikliniek komt en de röntgenfoto mee bekijkt. Er wordt een röntgen foto gemaakt van het kind met de brace aan.

De instrumentmaker bekijkt ook deze foto.

 

Operatie:

Bij een hoek > 40º, ondanks brace), vlak voordat groei voltooid is.

Het operatieresultaat is groter als daarnaast oefentherapie wordt gegeven.

Scoliose operaties worden in Nederland in 3 á 4 centra verricht (kleine aantallen, specifieke techniek). In het Noorden is dat het UMCG.

 

Huisarts: X-foto of verwijzen

Als de huisarts scoliose constateert zijn er 2 mogelijkheden:

1. De huisarts laat een röntgenfoto van de rug en bekkenkam maken. Vraagstelling aan de radioloog:

  • meting van de hoek van Cobb  (zie figuur 2)
  • Risser gradering (= bij de beoordeling van scoliose de gouden standaard voor skeletrijping; graad 1-5) (zie figuur 3)
  • is er sprake van een congenitale afwijking

  Hoek < 10º, ongeacht leeftijd: blijft bij huisarts. Meting van de hoek “op het oog” of mbv Röntgen foto.

  De huisarts houdt het kind onder controle (om de 6 maanden, met herhaling röntgenfoto) en let op progressie.

        Bij een hoek van Cobb groter dan 10º volgt verwijzing naar de orthopedisch chirurg.

2. De huisarts verwijst direct naar de orthopedisch chirurg voor diagnostiek, controle en behandeling.

    Verwijzing door de huisarts naar de orthopedisch chirurg vindt ook plaats bij pasgeborenen en jonge kinderen met scoliose.

Verwijzing fysiotherapie/Mensendiecktherapie

In de literatuur is geen bewijs over het effect van oefentherapie. Het is wel een zinvolle ondersteuning (door effect op het houdingsbewustzijn) bij conservatieve behandeling, bracen en operatie.

Gang van zake bij orthopedisch chirurg

In MCL houden 2 orthopedisch chirurgen zich speciaal bezig met scoliose (dr. J.W. Schimmel).

De orthopedisch chirurg laat een röntgenfoto van de rug maken en meet de hoek. Het  type en de plaats van de scoliose, de leeftijd en het type patiënt bepaalt het beleid: fysiotherapie/ Mensendiecktherapie, brace, operatie (zie “behandeling”).

De orthopedisch chirurg controleert het kind om de 9 maanden. Steeds vindt meting plaats van de bocht aan de hand van een röntgenfoto. Effect van de behandeling wordt eveneens gemeten met een röntgenfoto. Controle wordt gecontinueerd tot het kind is uitgegroeid.

Kinderen met een kleine scoliose hoek en geen progressie kunnen 1 maal per 3 maanden gezien worden door fysiotherapeut of Mensendieck therapeut.

Terugverwijzing door de orthopedisch chirurg naar de huisarts is in de fase van de groeispurt moeilijk omdat niet bekend is  hoe scoliose zich ontwikkelt. Het is van belang dat de follow-up in één hand blijft.

Volledige werkafspraak