Het scopie-verslag zal in de regel via “Gerrit” binnen 2 werkdagen na de scopie bij de aanvrager zijn.
Ook kan de scopist de patiënt een handgeschreven voorlopig verslag meegegeven, waarmee de patiënt zich op korte termijn tot zijn/haar huisarts kan wenden. Soms zal er bij de scopie materiaal worden afgenomen en worden opgestuurd voor PA of bacteriologisch onderzoek. In het scopie-verslag zal dat worden vermeld. De laboratoria zullen hun uitslagen separaat naar de aanvrager en de scopist versturen. De aanvrager (huisarts) is ervoor verantwoordelijk dat de patiënt wordt geïnformeerd over de uitslag, inclusief een eventuele PA, die separaat via de afdeling pathologie wordt toegestuurd.
De endoscopist kan zich in korte bewoordingen tegenover de patiënt uitlaten over de bevindingen, maar zal voor uitleg en therapievoorstellen de patiënt naar de aanvrager verwijzen.
De aanvrager kan expliciet om therapeutische suggesties vragen. Daar een scopie-zitting niet de gelegenheid geeft voor het afnemen van een uitgebreide anamnese zal de scopist als hij aan dat verzoek wil voldoen zich op de gegevens van het aanvraagformulier moeten baseren. Ook ongevraagd kan de scopist in zijn verslag therapeutische of anderszins suggesties doen, bijvoorbeeld betreffend vervolgonderzoek als een endoscopie gedeeltelijk mislukte.
Indien zich bij de scopie een onverwachte bevinding voor doet, die verder (specialistisch) handelen noodzakelijk maakt, zal de endoscopist telefonisch overleg zoeken met de aanvrager om het te volgen beleid te bepalen.
Indien tijdens de scopie een maligniteit wordt geconstateerd, zal de specialist dit met de patiënt bespreken, het aanvullende onderzoek in gang zetten en de behandeling overnemen en de aanvrager informeren.